vrijdag 30 juli 2010

Het huis van de dolfijnen, Monkey Mia.


Wederom een peninsula, oftewel een schiereiland. Daar hebben ze hier er hier ook extreem veel van. Shark bay heet deze en heeft toch wel een Hollands tintje. Dit is namelijk de plek waar in 1616 onze Dirk Hartog met zijn schip heeft aangelegd. Daar een paneel heeft opgehangen met zijn naam en datum erop. Echter vele jaren later is er een Belg geweest die het paneel heeft verwijderd en er zijn eigen naam heeft neergehangen. Het originele paneel van Dirk is tegenwoordig te bewonderen in ons eigen Rijksmuseum te Amsterdam. Op het glas van een gemeente kantoor hier in het “dorp” is een replica gemaakt. Dirk heeft hier wel een eiland voor de deur wat naar hem vernoemd is en wat tegelijk het grootste eiland is van West Australië. Leuk he? Toch weer een beetje Hollands. Verder kunnen we vertellen dat deze baai hier voor de deur Shark bay heet omdat in de tijd dat Dirk hier aanlegde er ontzettend veel haaiensoorten door de baai zwommen (nu nog trouwens) en daarom de baai deze naam heeft gekregen. Het zijn toch weer die Hollanders.




Wij zijn naar deze stek gereden omdat er hier een strand is dat Monkey Mia heet en je daar met dolfijnen kunt zwemmen. Eerst maar eens een camping zoeken. Want ook al is het geen schoolvakantie meer er is gek genoeg wederom weer geen ene plek beschikbaar. Gelukkig hadden we van te voren gebeld en krijgen we een “K..”plekkie ergens in het looppad. Nou, daar gaan wij niet mee akkoord want we betalen net zo veel voor deze K plek dan anderen met een plek met uitzicht over de Indische oceaan en geen passanten. Na 5 minuten je gezeik te laten horen is er zomaar een andere plek voor ons beschikbaar. Wellis waar zonder het uitzicht op de oceaan maar in ieder geval meer ruimte en geeeeeen passanten!. Wij Hollanders laten zeker niet met zich sollen. De camper staat en de luifel is uitgezet. Nu een wandeling langs de turqoise blauwe zee. Kraak helder water en we zien vanaf de kant kleine rifhaaitjes. Gaaf. Een grote naaktslak die aan de kant gespoeld is. We stoppen haar gauw weer in het water. Mooie schelpen en heerlijk weer. De dag is dan ook snel om en de volgende morgen staan we al heel vroeg op om op tijd bij Monkey Mia te zijn.



Monkey Mia betekent zoiets als huis, want Mia is het Aboriginal woord voor huis en Monkey komt waarschijnlijk van de naam van de eerste parelvissers boot die hier in de baai lag en die de Monkey heette. En ja er is een heel centrum gebouwd om de dolfijnen te zien. De Indo Passific Bottlenose Dolfijn komt hier al jaren naar de kust om gevoerd te worden. Vroeger waren er vissers die het vis afval over boord gooiden dat opgegeten werd door de dolfijnen. Later is men de dolfijnen vanaf de kant gaan voeren tot op de dag van vandaag. Van alle 2000 die er hier in de baai leven komen er maar een stuk of 5 vrouwtjes met aanhang naar de kant. Deze worden in de ochtend tot drie keer gevoerd en daarna zie je ze niet meer voor de rest van de dag. En alsof ze een horloge om hebben komen ze precies 8 uur in de morgen om hun vis te halen. Half uurtje later nog eens en soms tegen 10-nen nog eens, maar dat is sporadisch. Het hele strand staat vol met toeschouwers en alhoewel je er “vroeger” mee mocht zwemmen mag dat nu al jaren niet meer. Vanwege ziekte gevaar en het feit dat er tegenwoordig teveel toeschouwers komen mag men niet meer in het water met deze dieren. Jammer want ze zien er erg speels uit en we hadden best wel eens effe met ze willen spartelen. Bren krijgt wel de gelegenheid om een heerlijk visje te voeren aan een van de dames met haar baby. Al met al weer een hele toeristische attractie. Leuk om te zien, maar dement dat wij daar weer eens 300 kilometer voor om hebben gereden. Als je alles van te voren weet….. Tja.




Wat nog wel leuk is om te weten van deze dolfijnensoort, dat ze als het ware een “power”slaap kunnen houden. Dat betekent dat ze onder het zwemmen een oog dichthouden en ook de helft van hun hersenen kunnen uitschakelen om te rusten. Ze moeten echter wel voor de andere helft bij bewust zijn om te blijven ademen anders verdrinken ze. Ze kunnen niet zoals de mens tijdens de slaap gewoon maar door blijven ademen, als vanzelf. Een dolfijn moet daar over nadenken en kan daarom niet volledig in slaap zijn. En daarnaast moeten ze een oog open houden om eventuele jagers te slim af te zijn. Dolfijnen zijn trouwens veel wendbaarder dan haaien en daarom vallen er ook maar heel weinig dolfijnen te prooi aan haaien.



Een vrouwtje van de groep is op dit moment ook in verwachting. Als een vrouwtje in verwachting is draagt ze het jong 12 maanden voordat het geboren word.


Verder komen er hier in de baai ook Dugons (zeekoeien) voor, maar omdat het water wat aan de koude kant is (winter) zijn ze nu niet in de baai. Jammer want dat had nog wel eens leuk kunnen zijn. Volgende keer maar weer.



Zo, nog een dagje relaxen aan het strand. En niet zomaar een strand. Nee, "Shell beach". Een strand wat alleen maar bestaat uit schelpen. Zover het oog rijkt zijn er schelpen. En er worden door het water nog eens dagelijks miljoenen schelpen aangevoerd. Een onophoudelijke stroom. Vandaar dat ze hier dan ook de schelpen opgraven (tot wel 10 meter diep) en gebruiken voor de bereiding van beton en voor het kippenvoer, voor betere eierschalen. Waar schelpen al niet goed voor zijn. En dan gaat de rit weer verder. Dan laten we dit “gat” voor wat het is en hopen we bij een wat grotere plaats aan te komen waar het internet als gewoon beschouwd word en niet via een café omdat er verder geen contact met de buitenwereld is. Op naar Geraldton en naar meer beschaving………


Posted by Picasa

dinsdag 27 juli 2010

Koraal,koraal en nog eens koraal, Coral Bay!


Met het kippenvel nog op ons lichaam van de fantastische avonturen met de Whale Shark, Manta’s en Humpback Whales gaan we verder de westkust af naar beneden. Onze volgende stop is Coral Bay.


Een klein plaatsje met maar 192 inwoners echt en gat. Zo’n 1130 kilometers van Perth bekent om zijn koraal op het Ningaloo rif.


Je hoeft hier niet met een boot mee de zee op. Nee je gaat hier gewoon met je snorkelsetje te water en kunt na 5 slagen al oog in oog staan met rif vissen en koraal.


De 200 soorten hardkoraal die het Ningaloo rif te bieden heeft kun je hier voor bijna 100 % zien. Want koraal ligt hier wel hoor. Tijdens het snorkelen is het geweldig om te zien wat voor een diversiteit er in te zien is. Hertshoornkoraal, tafelkoraal, noem maar op. Een paar prachtige foto’s van dit fenomeen onderwater en dan ook maar gelijk een filmpje van het koraal zodat jullie kunnen zien wat wij allemaal kunnen zien.


En dan ook nog eens drie sepia’tjes voor de lens. Niet groter dan een centimeter of 5. Ze zwemmen niet weg want ze zijn net zo nieuwsgierig als wij zijn.

Het snorkelen houden we een uurtje of anderhalf vol maar daarna wordt het water van 22 graden toch echt wel wat te koud om te blijven liggen en we gaan eens heerlijk genieten van het prachtige zandstrand wat deze baai te bieden heeft



We houden het zo twee dagen vol en besluiten vanwege de drukte in de baai (God mag weten waar die lui allemaal vandaan komen) verder de westkust af te gaan. Coral Bay is een leuke stek, maar jammer genoeg veel te toeristisch. Veel klein bootverkeer van al die Australiërs die er met hun caravan en bootje op uit gaan. Er staan hier langs de parkeerplaats wel 25 auto’s met bootaanhanger , dus dat zegt genoeg over het aantal vissers op zee. Het zou verboden moeten worden…..



Het kleurrijke Sepia'tje


Onze rit gaat verder naar het plaatsje Carnarvon. Met zo’n 6000 inwoners een stuk groter dan Coral Bay. Daar waar de outback de kust bereikt is de slogan van dit gat. Nou we zullen zien. Onze rit gaat in ieder geval weer door het rode van de woestijn met lage groene begroeiing en hier en daar een boompje. Heel veel vee wat langs de weg staat te grazen. En wat ze eten, wij weten het niet, maar het ziet er allemaal maar dor uit. Kangaroo’s die platgereden zijn is hier ook geen zeldzaamheid. Jammer dat het zo allemaal moet. En dan als je denkt dat je echt de enige levende mens op aarde bent, rij je het groen landschap van Carnarvon binnen . Grote plantages met bananenbomen, veel tomaeyten stokken en ander groente en fruit gebeuren. Het plaatsje staat dan ook wel bekent om de bananenteelt. Zo’n 50 % van alle bananen uit west Australië komt hier vandaan. Vanwege de vruchtbaarheid van de grond en het klimaat en dat de omgeving “pestvrij” is, is het hier echt een bananen republiek, hahaha. Wel genoeg stalletjes langs de weg om goedkoop groente en fruit te halen, dus we slaan maar weer in voor de komende week.




Een grote oesterklem...


Een bezoekje aan het One Mile Jetty. Een lange historische pier aan de zeekust. Leuk om gezien te hebben maar dat hadden we niet hoeven doen. Verders heeft dit gat niet veel te bieden. Wel even een kijkje genomen aan de haven met de plezierjachten, maar na een nachtje op wederom een overvolle camping vinden we het wel genoeg en gaan we maar weer verder. Onze volgende stop is het beroemde ‘Shark Bay” met het plaatsje Denham en Monkey Mia. De baai waar de dolfijnen aan het strand komen om gevoerd te worden… Wij wachten het wel weer af. Eerst maar eens een campingspot vinden….. Het lijkt hier wel vakantie.!



Het koraal van Coral Bay, Ningalooreef

Posted by Picasa

zaterdag 24 juli 2010

Yeahhhhhh Whalesharks in Exmouth !!!!

Exmouth, hart van het Ningaloorif.

Daar gaan we dan. Weg uit de bruinrode stof zooi van Port Hedland en op naar Karratha. Het is niet zo ver en we zijn er dan ook al voor de middag. Na een cappuccino en een hot chocolat besluiten we hier niet te blijven maar verder door te rijden naar Exmouth. Exmouth is samen met Coral Bay het hart van het Ningaloo rif. Het andere rif van Australië.

Exmouth is maar een gat met niet meer dan 2400 inwoners. Ligt zo’n 1260 kilometer ten noorden van Perth aan de westkust. Het grappige is dat in 1618 de eerste Europeaan die daar “landde” een Hollander was. Namelijk kapitein Jacobs van het schip de Mauritius. In 1818 was daar de eerste Australische kapitein die daar neerstreek en het de naam Noord West Kaap kreeg. Later in 1907 strandde er het schip de Mildura en dat was de reden om er twee vuurtorens te plaatsen. En van een van die twee kun je hedendaags over een groot deel van het peninsula en de zee kijken. De vuurtoren wordt niet meer gebruik omdat daar andere systemen voor zijn, maar het maakt het wel een mooie uitkijkpost over het water om de Humpback (bultrug) walvissen te spotten.

Het Ningaloorif zelf is zo’n 260 Kilometers lang en telt meer dan 200 hardkoraal soorten en 50 zacht koraal soorten. Ieder jaar na de “coralspawning” , het voortplanten van het koraal, komen de plankton eters naar het rif om zich te goed te doen aan plankton en krill en alles wat het voedselrijke water te bieden heeft. ( Tussen maart en begin juli). Dan praten we over grote Manta’s en de Walvishaaien. De walvishaai is de grootste vissoort op de wereld. Wat betekent dat het als een vis onderwater leeft en niet naar de oppervlakte hoeft te komen om adem te halen. Leeft alleen van plankton en kan wel tot 20 meter lang worden, maar de normale walvissen zitten tussen de 5 en 10 meter.

Ze voeden zich zowel in diep als in ondiep water. Krill, kreeftachtige en kleine vis wordt door een wijd openstaande mond in grote hoeveelheden water naar binnen gezogen en gefilterd langs de ballijnen achter in de bek. Het water wordt via de kieuwen geloosd en het voedsel verdwijnt in de maag.

Ze kunnen gezien worden in wel 100 landen wereldwijd. Erg ongelukkig; - in maar 10 % van de landen die ze aandoen zijn ze beschermd. Het zal jullie ook niet verbazen dat deze walvis soort op de lijst der bedreigde diersoorten staat. Hun vinnen worden na vangst niet gebruikt voor haaienvinnen soep maar eerder gedroogd om als display te dienen voor restaurants die vinnensoep serveren.

Wanneer het vrouwtje zwanger is kan het wel tot ongeveer 300 jongen bij zich dragen Als bevrucht eitje totdat ze volgroeid zijn blijven ze in het lijf van het vrouwtje. Moment dat ze geboren worden zijn ze tussen de 45 en 55 cm. groot en volledig zelfstandig. Ze gaan er dan ook allemaal vandoor en zien moeder daarna nooit meer.

Walvishaaien hebben de dikste huid van alle dieren op de aarde, op bepaalde plekken over hun lichaam tussen de 12 en 15 cm. en kunnen afstanden afleggen die gerapporteerd zijn tot zo’n 13.000 kilometers over de oceanen. Nog steeds is er te weinig over deze vissoort bekent en wordt er dan ook tot op de dag van vandaag onderzoek gepleegd naar de migratiepatronen en leefwijze van de walvishaai……

En jullie raden het al. Nu wij hier toch zijn, moeten en zullen we een ontmoeting hebben met zo’n gigantische vis…Na alle drie de duikscholen bezocht te hebben nemen we degene die ons het beste past. De prijzen zijn bij allemaal te asociaal, maar dat moet dan maar. Het is nou eenmaal een “once in a lifetime experience”, nietwaar ? Blijkt achteraf dat er in die prijs ook een spottervliegtuig zit wat de walvishaaien vanuit de lucht voor ons opzoekt, maar het blijft een hoop geld.

Vroeg de wekker en om half negen zitten we op de boot. Snorkelspullen gereed en varen maar. Samen met zo’n 16 andere mensen en wat leden van de staf. Mooie schuit, snelle motoren, en gelukkig mooi weer. Om 10 uur gaat het vliegtuig de lucht in en al gauw daarna komen de eerste coördinaten binnen van de eerste walvis… Gaan als een speer. Wie het eerst komt die het eerste maalt. Er zijn meerdere boten en er is altijd een strijd tussen de maatschappijen. Wij zijn er als eerste en al snel ligt 1 van de 2 groepen van onze boot in het water. En wij zitten samen in de eerste groep…. Zwemmen maar. De gids zwemt vooruit en wijst onderwater de richting aan die we moeten zwemmen. Alleen maar in het water voor je uit kijken, niet met je hoofd uit het water!!! En als je eenmaal naast zo’n beest van een walvis ligt moet je mee blijven zwemmen. Die vis zwemt maar door onder water. Alleen maar vooruit. En wij ernaast. Geweldig wat een ervaring. Zwemmen met de walvishaai. Kippenvel krijg je ervan als je het ziet. Eerst maar zwemmen en kijken… Genieten van dit moois. Wauw, gaaf, te gek, geil, tjemmig de pemig wat een avontuur…..

Na 10 minuten je zelf de pleuris gezwommen te hebben neemt de tweede groep over en gaan wij weer aan boord. Iedereen is uitgelaten en door het dolle heen. Al gauw komt de tweede groep aan boord en liggen er mensen van een andere boot bij de walsvis. Maar al snel moeten wij ons weer klaar maken om weer het water in te gaan en opnieuw met dit wonder te gaan zwemmen…. Nu neem ik ook foto’s. niet 1 maar wel 50. We zoeken later de mooiste wel uit…. Te gek man. Ook nog maar eens een filmpje…. Waarom ook niet?

En zo gaat het voor een uur of drie af en aan. In totaal 4 walvishaaien gezien. Wat wil een mens nog meer. Na de lunch mogen we nog een keertje gaan snorkelen op het rif en we komen ook nog eens een groepje manta’s tegen. Je weet wel; die grote vogels onder water. Mooier konden we de dag niet afsluiten… Onderweg komen we ook nog eens een aantal Humpback ( bultrug) walvissen tegen die uit het water springen… Te snel voor de camera maar dat geeft niet. Alleen al om te zien erg gaaf….

De dagen gaan we duiken. Ook op het Ningaloorif. We zien nog eens de manta’s en horen tijdens onze duiken het praten en “huilen” van de humpback walvissen. Kippenvel volgende onder water alleen al van dat geluid… Helaas komen we ze tijdens het duiken niet tegen, jammer. Maar wel weer boven water. En niet een maar wel 5 tegelijk. Een geweldige natuur hier en stukken beter dan het great barrier rif. We hebben mooie duiken gemaakt en zeker een hele mooie dag met snorkelen met de walvishaaien….

Na 7 dagen laten we Exmouth voor wat het is en karren we verder naar Coral Bay. Daar zitten we nu en hebben een internet café gevonden waar we in ieder geval eens dit stukje kunnen plaatsen met foto’s en filmpjes om jullie te verbazen.. Wij hebben het erg naar ons zin in dit stukje van Australië…. Hadden we veel eerder moeten doen. Hahahaha.!!!! We snorkelen hier nog effe verder over het koraal. Niets voor niets koraal baai op het bord zien staan….

Posted by Picasa

donderdag 15 juli 2010

Bruine en Witte bergen....Port Hedland

De rit is vandaag een uurtje of 7 lang.Al gauw zien we de kale vlaktes voor ons waar bergen met ijzererts ligt te wachten om verscheept te worden.
Dit is het stadje Port Hedland.
Met een inwoner aantal van zo'n 12.000 niet een erg grote plaats. Met maar een klein "winkel" centrum en een aantal uitkijkpunten rond de haven waar het hier allemaal om draait. Deze plaats is voornamelijk bekent door het verschepen van ijzererts wat in de heuvels een aantal honderden kilometers verderop word geronnen. Daarnaast liggen hier ook wat witte heuvels van zout. Net als op Bonaire word hier het zoute zeewater in basins gespoten om te laten verdampen en het zout te winnen. Dus aan de ene kant van de weg zien we witte bergen en aan de andere kant van die rode bruine heuvels van het erts.

Een van de schepen die gevuld is met ijzererts en klaar is om te vertrekken.

Port Hedland ligt "ook" weer op een peninsula (schiereiland) en heeft veel water om zich heen. Onze camping staat op het einde van het eiland en we zijn omringd met mooie duinen en wit zandstrand, waar we geregeld een wandeling op maken. Om tot rust te komen en te praten over het thuisfront waar we hier gelukkig goed contact mee kunnen maken. Er is het een en ander voor gevallen en een paar daagjes hier niets doen, brengt hopelijk wat rust in de tent voor ons. We genieten van het mooie strand en de zon. Het is overdag zo'n 30 tot 35 graden en we vinden het heerlijk. We rijden over het eiland en bekijken de sites die hier aantrekkelijk moeten zijn, en dat zijn er niet zo veel. De haven is wel spectaculair om te zien. Daar liggen grote schepen van een kleine 300 meter die geladen worden met tonnen zout of ijzererts. Het neemt toch zo'n 58 uur in beslag om een schip met ijzererts te vullen. Met een cappaciteit van 4 schepen in de haven. Alleen al het aangezicht van die grote jongens. En dan die kleine sleepboten die zo'n grote jongen de haven in of uit leiden. Geweldig om te zien en bijna niet op de gevoelige plaat vast te leggen.

Sleep en duw boot om het reusachtige schip de haven uit te manoevreren.

De omgeving bestaat vooral uit rood stof. Is het niet van de rode klei van de bergen dan wel het rode stof van de rood tot zwarte ijzererts bergen... Het is echt een industriestadje. Veel van de inwoners werken dan ook bij de ertsmijn of het transport ervan. Eenmaal in de bergen geronnen erts komt per trein naar de haven. Zo'n treinstel kan tot 8 kilometers (!) lang zijn en 4 locomotieven in gebruik hebben. Eenmaal in de haven word de erts nog eens verkleind voordat het als een soort van zand via lopende banden naar het schip getransporteerd word. En dan opweg naar vooral China en Japan en ook nog eens Europa. En de vraag blijft stijgen en het is dan ook bijna niet aan te slepen. We zien hele vloten op het water liggen om het spul zo snel mogelijk weg te brengen..... Nee Port Hedland slaapt nog lang niet in.

De grote kranen die de bruinrode ijzererts opscheppen om te vervoeren naar......
Het is een indrukwekkend gezicht hoe Australie's grootste ijzererts productie werkt, maar het is ook een treurig gezicht. Die droevige kleuren om je heen, veel rood stof en altijd die bedrijvigheid. Het is alsof je op een heel groot bouwterrijn woont. wij hadden gelukkig nog strand om ons heen. Maar dat kan een groot deel van het dorp niet beamen. Zij leven van deze industrie en kunnen er alleen maar blij mee zijn. Maar wij willen hier nog niet dood gevonden worden en besluiten na een dagje of twee van niets doen, maar weer verder te rijden.....Op richting het Ningaloo reef. Het andere koraalrif wat Australie rijk is....
Posted by Picasa

woensdag 14 juli 2010

De Parelvissers van Broome

Broome de stad die we zeker aan wilden doen als we in Australie waren, waarom dat weten we eigenlijk niet, waarschijnlijk een natuurlijke aantrekkingskracht. En eindelijk na zoveel dagen rijden zijn we er dan aangekomen. Het voelt gelijk goed, maar eerst maar eens een plek proberen te vinden. Er zijn 5 campings maar na de derde camping met als antwoord: volgeboekt worden we een beetje moedeloos, maar we houden moed. En ja we hebben geluk Roebuck Bay Caravan Park heeft nog wel een plekje voor een kleine campervan. Helemaal weggedrukt tegen het zijhek dat moet het gaan worden. Eerst zijn we er niet helemaal blij mee maar je moet het positief bekijken, we hebben plek, stroom en een douche de volgende ochtend. En ook nog hele gezellige buren. Twee dames die beide een kleine camper hebben maar wel samen reizen, Pat (alias Dolly) en Adriana (alias Pricilla). Ze komen uit de buurt van Brisbane en hebben ongelooflijk veel lol samen waar ook wij van mee genieten. We houden contact met ze want Pat kunnen we weer ontmoeten in Perth, gezellig. Beide dames reizen rond Australie en zijn ook al vier maanden op pad. Petje af hoor als je al de 60 bent gepasseerd en schijt hebt aan de hele wereld. Wie doet ze wat!!
Museum van de parelvissers
Maar nu Broome, het stadje van de parelvissers, al vanaf 1860 wordt hier commercieel op parels gedoken. De eerste parelduikers waren aboriginals die tegen hun wil in tot op een diepte van 15 meter de parelschelpen opdoken. En deze natuurlijk moesten afgeven aan de blanke die er dan de parels uithaalden en daar goed geld van wisten te maken. Maar natuurlijk blijft dit niet onopgemerkt en komen ook de Japanners in 1880 naar Broome om geld te maken.
Aangezien deze met beter materiaal doken kon er dieper gedoken worden en tot wel 8 duiken per persoon per dag gemaakt worden. Met alle gevolgen van dien want dit is natuurlijk slecht voor de gezondheid en dus vielen er vele doden ten gevolge van de decompressieziekte.In 1914 werd hier dan ook de eerste recompressiekamer geintroduceerd met als gevolg veel minder overledene.
Maar Roebuck Bay ligt in een cyclone zone en verscheidene keren word de vloot van de parelvissers vernield. Ook tijdens de wereldoorlogen gaan vele mannen voor hun land dienen en ligt de parelvangst op zijn kant. Maar telkens opnieuw zijn er toch weer mensen die er geld inzien en die weer een vloot opbouwen om de parels te gaan zoeken. En tot op de dag van vandaag staat Broome bekend om zijn Zoutwaterparels . En komt 65 % van de zoutwaterparelvangst van Broome. Natuurlijk word er niet meer zo gedoken als vroeger maar worden de meeste parels gekweekt. Je kunt er ook niet omheen want op elke hoek van de straat is wel een galery waar parels en sieraden worden verkocht. Natuurlijk laten wij ons niet verleiden. Want de echte parel is niet voor ons te betalen en de goedkopere parel is een zoetwaterparel die afkomstig is uit Azie. Tja daar zijn we niet voor gekomen.

Ook staat Broome bekend om zijn mooie Cable beach. Cable beach dankt zijn naam aan de ondergrondse kabel die hiervandaan doorgaat naar Indonesie. Het is een ontzettend mooi wit! zandstrand. Met een van de mooiste zonsondergangen ter wereld. Als je geluk hebt en het is volle maan en laag water kun je hier genieten van de " staircase to the moon". Het is de reflectie van de zonnestralen op de modder.... Maar zoveel geluk hebben we niet dus we moeten het doen zonder trap naar de maan!!!! Jammer weer.

Zonsondergang bij Cable Beach
Het is echt een fantastisch mooi gezicht en vooral de kleuren zijn heel erg mooi. Je ziet het niet op de foto maar busladingen mensen komen hierheen om te genieten van de zonsondergang.
Wij hebben genoten van Broome met zijn parels en mooie parelwitte stranden maar helaas is er weer een tijd om door te gaan, op naar nog meer strand op naar Port Hedland.Posted by Picasa

dinsdag 13 juli 2010

Roadconditions !!!

Verder naar het Noorden. Vanuit alice Springs kachelen we door naar boven richting het plaatsje Katharine.
Om daar te komen passeren we de "Devils marbels". Ronde rosten die op elkaar gestapeld lijken, maar in wezen zijn ze zo ontstaan. Niets door mensen handen gemanipuleerd. Grappig om te zien, ook al komt het water met bakken uit de hemel. Ja, ook hier kan het regen hoor. Eigenlijk is het nu het winterseizoen hier en hoort het niet te regenen. Pas weer in december. Maar nu komt er toch echt wel veel water naar beneden, meer dan normaal.
We doen er al met al toch effe twee daagjes over maar dan zijn we er dan ook wel. En het eerste wat ons hier in dit centrum van de Aborigionals opvalt is de hoeveelheid politiewagens die door het dorp rijden. Ook nog eens motoren en politie te voet. Dat zegt wel genoeg over de gesteldheid van dit plaatsje. Na een bezoekje aan de plaatselijke VVV wordt het ons duidelijk dat we hier wel een paar daagjes kunnen bij komen maar bijna geen tours gaan doen. Van Annelies van Roemburg kregen wij nog de tip om de Katharine Gorge te gaan bekijken per schip. Ja leuk hoor. De VVV man wilde wel even informeren maar vanwege de schoolvakanties hier was de tour voor de komende drie dagen volgeboekt. Nou langer dan twee nachten wilde we niet blijven dus sorry Annelies, geen tour deze keer. en na er ook nog eens wat foto's van gezien te hebben ( die daar hangen) hebben we geen spijt , want zo mooi als de sounds in Nieuw Zeeland kan het niet zijn. Jammer maar volgende keer beter....
De camping hebben we wel heel veel mazzel mee. Gelukkig nog een plaatsie voor ons voor 1nachtje. Genoeg? Het moet maar. De campings staan vol met schoolvakantie mensen. Dus een tweede nacht zit er niet in. Aangezien we toch geen 4WD auto hebben, is er in dit "gat" verders niets voor ons te zoeken en gaan we verder. We genieten hier op de camping nog wel eeffe van de hotspring die daar achter in het bos verscholen ligt. Jammer van al die andere gasten maar wel een verfrissend duikje gemaakt....
Eerst wilde we nog naar boven rijden richting Darwin. Dat is toch maar een kleine 300 kilometers verder. Maar daar zien we toch vanaf. We zijn gekomen om naar de Westkust te rijden en dat doen we dan ook. We vervolgen onze weg richting Kununurra. Tja, die namen wennen wij ook nog steeds niet aan. Maar goed.

de Devils Marbels.....

In Kununnura zit een hele mooie camping en ook hier weer gelukkig nog een klein plaastje voor een kleine camper. We hebben tijd zat want we zijn een uurtje ervoor over de staatsgrens met west Australie gereden en kregen daardoor anderhalf uur terug in de tijd. Het koste ons wel al ons fruit en groente. Ja bij die grens wordt je streng gecontroleerd en wordt alle groente en fruit ingenomen... Bang voor fruitvliegjes hier. Nou die kunnen toch ook gewoon door de lucht hier naartoe komen vliegen. Wat een gelul. Nee, hoor. alles gaat de kliko in. En een paar uur later koop je gewoon dezelfde appels in dezelfde verpakking. Te gek voor woorden.!Gastvrij !!@?

Maar goed. We staan de middag lekker met een windje in het zonnetje en plannen de route voor de volgende dag. We kijken druk op het internet naar de weg-condities, want het heeft in de hele kop van West Australie flink geregent en meer dan normaal. En in het regenseizoen worden er wel eens wegen afgesloten. Tja... zit niet in onze planning hoor...Veel wegen bovenin zijn Gravelwegen en die rode klei kan wel glibberig worden. Wij zoeken voornamelijk de asfalt wegen op. Niet dat we de rode klei niet leuk vinden, maar we komen liever niet vast te staan. Want erg veel telefonisch contact is hier niet en hulp roepen word allemaal wat moeilijker ...Dus....

Onze hotspring in Kununurra...

Als het goed is zijn onze wegen nog open en rijden we vol goede moet naar Williare Bridge roadhouse. Een benzinepomp., huis met daarachter een restaurant en camping. Dit huis staat voorbij het punt Ellendale.... Dat zou het hekelpunt in deze trip kunnen worden. Daar zijn namelijk wegwerkzaamheden die ervoor zorgen dat alle verkeer via een "dirtroad" oftewel rode gravelweg omgeleid word, wel met begeleiding van lokale hulpverleners, maar dan moet die weg natuurlijk wel open zijn. De vorige dag hebben ze dat stuk voor 24 uur gesloten vanwege wateroverlast.. En tja, dan sta je daar maar. Totdat je er door mag. Het is een heel lang stuk. Zeker 650 kilomters , maar we zijn er. Het convooi van toeristen staat klaar en een half uur later komt de auto aan die ons er door heen moet loodsen. We volgen samen met 12 andere auto's de koploper. De weg is redelijk begaanbaar, alhoewel onze auto er een beetje erg rood uit gaat zien.... dat word wassen...

Het is al donker als we weer op de normale rijbaan komen en geven gas om de laaste 150 kilometer af te leggen. We willen daar overnachten omdat we dan het ergste stuk achter de rug hebben. Geen afsluitingen meer en nog maar een paar honderd kilometers om dan de volgende dag in Broome aan te komen.......En eindelijk weer eens de zee te kunnen zien.

Onderweg komen we de Flessenboom tegen..een stam die de vorm van een fles heeft, jammer genoeg nu nog zonder blad....Ook wel Baobab....

Het is ons gelukt. we staan op de camping en nog redelijk op tijd ook. Het is namelijk om 18.00 uur al donker en het liefst rijden we niet na de schemer vanwege het wild wat hier over de weg heen loopt... Om nog maar te zwijgen van een aborigional die op de weg loopt om ons tot stoppen te bedaren,....... Maar daar zijn we voor gewaarschuwd ! En met een gang van 100 kilometers per uur crossen we via de zijkant van de weg langs hem heen. Nooit voor een van die lui stoppen !!!!

De plassen naast de rijbaan, gelukkig al aan het zakken....
Na weer een regenachtige nacht gaan we op weg naar Broome. En we zijn blij dat we de dag ervoor zo ver door gereden zijn , want na deze nacht is de weg weer voor een paar uur afgesloten geweest. Die hadden we mooi in de pocket..Broome lonkt, en de zee nog meer. We dragen in ieder geval de gehele dag onze korte broeken weer. Heerlijk..!!!
Enne die roadconditions kunnen ons niet meer schelen wij hebben het gehaald zonder verder oponthoud.
Posted by Picasa

maandag 5 juli 2010

Alice in "RED" wonderland !!!

Daar zijn we dan eindelijk. In het "MIDDEN" van dit continent. Alice Springs. Een kleine 1450 kilometer naar Darwin en zo'n 1250 kilometer naar Port Agusta (net boven Adelaide). Veel rood zand en ook nog wel wat groen langs de weg. Een hele grote rug van rotsgesteente met daar tussen een gat waar je doorheen rijd om de "stad" binnen te komen. Het rode hart word Alice ook wel genoemd. En die rotsenpartij zijn de MacDonnell Ranges.
Met een inwoner aantal van zo'n 27.000 mensen is het de tweede "stad" van het Northern Territory. Een tiende deel van de inwoners is van aborigine afkomst, en dat is in de stad te zien ook. Veel van deze bevolkingsgroep is laag geschoold of werkloos en hangt dan de gehele dag een beetje rond het centrum. Degene die de mazzel heeft gehad is werkzaam in de aboriginal art. Het winkel gebied van Alice is dan ook voor een groot gedeelte bezet met art gallerie's. Veel schiderijen en andere kunstvoorwerpen met die van deze streek zo aparte schilderingen.

De eerste blanken hebben zich rond 1871 hier gevestigd. Toen werd het Telegraaf station gebouwd bij een bron. In die tijd bepaalde water het gaan en staan van de mensen. De rivier die door Alice Springs loopt is genoemd naar Dhr. Charles Todd die de grondlegger was van de telegraafverbinding tussen Adelaide en Darwin. De bronnen die in de rivier bedding werden ontdekt, zijn vernoemd naar zijn vrouw Alice. Echter de rivier de Todd is de meeste maanden van het jaar een droge stoffige zandgleuf.

De telegraaflijn verbond de Australische steden in het zuiden met het noorden en de rest van de wereld; singapore naar Brima naar India en Europa met het hoofdkwartier in Londen. In 1925 telde Alice Springs nog maar 200 inwoners maar vier jaar later met de komst van de Ghan (treinspoor vernoemd naar de Afghaanse karavaandrijvers) kwam daar verandering in.

Etensmaaltje wordt van de weg geplukt door een roofvogel.

Omdat we midden in het rode hart liggen willen we natuurlijk ook wel wat van de omgeving zien. En zijn er gelukkig genoeg mooie natuurparken te verkennen met alleen maar een normale auto in plaats van een 4 WD. Allereerst gaan we de westkant van de stad bekijken. De weg is goed begaanbaar en de parken staan perfect aan gegeven. Standley Chasm is een breuk in de rotsformaties waar je een goed beeld krijgt van de rotspartijen in het centrum van Australie. Een leuke wandeltocht (waar jammer genoeg veel meer toeristen naar te gekomen zijn) om dit natuurschoon te aanschouwen. Er dat je een plaatje hebt zonder van die schreeuwerige lui erop, ben je al weer een half uurtje verder. Maar de moeite waard. In de middag rijden we naar Simpson's Gap. Een soortgelijke doorgang maar stukken mooier dan die van vanmorgen. Hadden we eigenlijk gelijk moeten doen. Veel minder toeristen. we genieten van de "rooie" omgeving en de stilte van de natuur. Al het rood dat we zin wordt gevormd door de ijzeroxide die zich in het steen bevind en door het roesten het steen een rode kleur geven. En dat is een mooi gezicht. (zeker na een buitje, maar dat later).

De Simpson's Gap.

De volgende ochtend staan we met regen op. We wilde eigenlijk naar de oostkant van de MacDonnell ranges gaan om nog een park te bezoeken, maar het komt met bakken uit de lucht. Dus we besluiten in ieder geval voor de ochtend ons programma te vulen in de stad.

Een bezoekje aan het kantoor van de Royal Flying Docters (RFDS). Jullie weten wel ; die tv serie met zuster Kate, Doc. Geoff, Vic achter de bar en noem maar op. Nou die lui die zie je hier niet hoor.Nee wij worden ontvangen door Sonja. Een uit Belgie geemigreerde dame die ons een rondleiding door het centrum geeft. Een film met een korte historie over het ontstaan en het reilen en zeilen van de organisatie. we zien de radiocontrole kamer, die op dit moment druk in gebruik is omdat er zojuist een vliegtuig opgestegen is om een levensbedreigende situatie te gaan ondersteunen ergens in de outback... Een klein museum, met nog meer informatie over dit hele gebeuren en een cafe met heerlijke cappuccino, hot chocolat en een stukkie cake.... Tja we moeten ze hier toch sponseren he? Want een hoop wordt betaald door de regering, maar veel van de gelden komen uit donaties en fondsenwerving.

De RFDS is ontstaan in 1912 toen Eerwaarde John Flynn in afgelegen gebieden een soort van hospitaals wilde bouwen om voor een goede medische opvang te zorgen. er waren echter wel veel problemen met afstanden en communicatie waardoor er toch nog mensen stierven aan een tekort van medicatie of het te laat ariveren van een docter. Om dit op te lossen probeerde Flynn met behulp van anderen een vliegdienst op te zetten. Op 15 mei 1928 was de "Areal Medical Service" gestart en op 17 mei maakte Arthur Affleck de eerste vlucht met twee chirugen aan boord. Dit alles ging echter zonder radio verkeer en er werdt gevlogen op landmarkeringen zoals afrasteringen en waterbronnen en gebouwen. Het eerste jaar was een probeer tijdperk. Waarin 50 vluchten , 18000 mile gevlogen en 225 patienten waren geholpen. Niet veel later kwam er het radiocontact en ging het allemaal al een stuk gemakkelijker.

Het gebied wat nu bedekt wordt is zo groot als west Europa. Met een aantal van 19 radiobasissen en 50 vliegtuigen. Nog steeds een non profit organisatie. Knap hoor als je ziet wat er door die jaren heen allemaal bereikt is.

Na de RFDS rijden we het centrum in om wat gallerien te bekijken. Een beetje aborigional art opsnuiven. En misschien ook nog wel wat van kopen. Als souvenier, want deze kunst is toch wel het echte Australie.
Later bezoeken we nog de Alice Springs School of the Air. Het groostste klaslokaal van de wereld. Deze radioschool was opgericht in 1951 om de kinderen in de afgelegen gebieden niet achter te laten lopen. Het is een afstandsonderwijsorganisatie met onderwijzers, ondersteunend personeel en twee klaslokalen waar tegenwoordig dmv webcams les gegeven wordt. Vroeger ging dit alles via de radio en later wat persoonlijker per telefoon. Maar tegenwoordig gaat alles per computer. Vanaf viereneenhalf jaar oud tot aan veertien jarige kunnen les krijgen via de school. Een gebied van 1.3 miljoen vierkante kilometer. Oftewel een gebied 10 keer de grootte van Engeland (!). Het kind dat nu het verste weg les krijgt, woont een anderhalve dag reizen vanaf Alice Springs. Op een kaart zien we de omgeving waar alle 133 leerlingen van dit moment wonen. Drie tot vier gebeurtenissen worden er per jaar door de school georganiseerd zodat alle leerlingen naar Alice Springs komen en elkaar dan ook nog eens in het echt zien.
Knap hoe het allemaal georganiseerd is, en leuk om te zien hoe het in zijn werk gaat.
Zo zijn we weer een heel stukkie wijzer geworden over het leven in de outback. Het regent hier nog steeds gigantisch en de vooruitzichten voor de komende drie dagen zijn bedroevend. Voorons dan natuurlijk, want voor de luitjes hier mag er wel wat water vallen. Wij laten Alice voor wat het is en gaan morgen weer verder met exploren naar het Noorden. Een kilometer of 600 a 700 op de teller zetten, want de volgende bestetmming is nog een eindje weg.
Posted by Picasa

zondag 4 juli 2010

Op naar het Noorden

Daar gaan we weer. Op weg naar het Noorden.
Via het midden van dit prachtige maar zo onvoorspelbare land.
Hoe zou het midden eruit zien? Wat kunnen we verwachten? Ziet het er bijna net zo troosteloos uit als het plaatsje wat we net achter gelaten hebben. Ik weet het niet. Bren had verwacht dat het midden er plat uit zou zien. Wel al die rode aarde maar niet de bergen en al het groen ertussen. Ik weet eigenlijk niet wat ik verwachte. Woestijn maar in wat voor vorm, nee!
We besluiten voordat we naar Alice Springs toe rijden een kleine (!) detour te maken richting de Ayers Rock. De berg die voor de Aborigionals een relegieuze betekenis heeft. De weg er naar toe is maar liefst een kleine 250 kilometers lang en je moet dezelfde weg ook weer terug om dan vervolgens de Stuart Highway verder te pakken.
Nou daar gaan we dan maar. Heel veel auto's komen we niet tegen. Het is wel een goede asfaltweg om te rijden, een hele lange rechte weg met hier en daar een bochtje of een heuvel, maar goed te doen.

Ons wagentje in het zonlicht, net een muis op de weg.....hahaha

We komen langs een plaatsje met een tankstation en een eetgelegenheid. Dat blijkt ook alles te zijn wat het plaatsje te bieden heeft. Verders geen huis of wat dan ook te bekennen. Maar we hebben nog genoeg sap in de tank dus kachelen we vrolijk verder. We naderen een groot bord met de fijne tekst dat we welkom zijn in het Northern Territory. Weer een staat op het lijstje afkruisen. De enige staat waar we nog niet in geweest zijn is die van West Australie. Maar die komt ook nog wel. Eerst dit maar eens op het gemak bekijken.

Tegen het einde van de middag naderen we een grote rots midden in de woestijn.

Mount Conner staat er op het kijkuit punt beschreven. Zeker niet te verwarren met de Ayers Rock. Nou, wij vinden em erg mooi en maken er dan ook genoeg plaatjes van. Er zijn touristen die er een foto van nemen en dan rechts om keer maken, denkende de Ayers Rock al gezien te hebben.. Wel een giller hoor. Rij je al die kilometeres en heb je ook nog eens de verkeerde steen op de foto. Nee wij gaan verder de weg af richting Curtin Springs. Daar hebben ze een goede plek voor ons om te overnachten. We tanken er ook maar gelijk. Anders moet dat morgenochtend en sap hebben we toch nodig.... ahum..... Tanken hier wel effe voor $ 1.91 per litertje benzine. wat een oplichters.... Dat is wel effe wat anders dan de $ 1.20 in de stad. Zal wel aan de transport kosten liggen. En het alleenrecht natuurlijk..

De Adelaars die langs de weg het aangereden vlees opeten. Grote vogels met een spanwijdte van 1.50 m.

We raken met de eigenaar van de camping aan de praat en hebben het over de rock. Het liefst bekijken we "de stee" vanaf de weg. We hebben niet zo'n zin om het park helemaal in te rijden. We hebben tenslotte onze camping in Alice Springs al besproken. Het is hier namelijk vakantie en voor het Northern Territory hoogseizoen. Nou, dat kun je vergeten, zegt hij. Vanaf de weg zie je namelijk "helemaal niets" . Je moet het park in om de rots goed te kunnen zien. En om daar binnen te komen mag je $ 50,- per persoon betalen. Whaaaat!!!!@#??Q!!!! Het is een natuurlijk ding, die rots. En omdat hij op de lijst van het wereld erfgoed staat, mag er geld voor gerekend worden. Voor Mount Conner hebben we anders niet hoeven te betalen, en deze rots is wel even 150 miljoen jaar ouder dan die andere en maar 4 meter lager !!!!waar gaan we dan voor!!! Om geld uit onze zak te laten stelen??? Ze kunnen ons wat met die Ayers Rock, Het gebied Uluru betekent ontmoetingsplaats maar ons zullen ze daar niet ontmoeten. Trouwens voor een hele hoop bergen die we in dit land beklommen hebben werd er geen entree gevraagd. Nou dat doen we niet zegt Bren. Ze zoeken het maar uit met die steen maar hier pas ik voor. We zeggen dat we er een nachtje over slapen en dan morgen wel verder zien.

Prachtig uitzicht op Mount Conner.

Er zijn op deze camping geen powered sites meer beschikbaar, dus we doen het maar zonder. Jammer want het wordt een koude nacht en we kunnen onze kachel niet aan zetten. Het alternatief is vroeg naar bed en lekker tegen elkaar aan. Heerlijk.

De volgende ochtend moeten we het ijs van onze voorruit afkrabben. We zijn de kou wel een beetje zat en hebben al helemaal geen zin meer in die rots. Zeker niet als we een andere ontdekker vragen naar de Ayers Rock. Hij verteld ons ook dat het vanaf de weg niet veel aan is en je echt het park in moet. Maar kan ook wel beamen dat die $ 50,- veel geld is om voor deze attraktie te betalen. We laten het erbij en rijden terug naar de Stuart Highway. Zwaaien nog even naar Mount Conner, ons toppertje van het Midden. Eenmaal op de highway zetten we koers naar Alice Springs. Hopende dat het daar in ieder geval aangenamer is in de nachten en zeker overdag..... Onderweg komen we wel van allerlei beestenspul op de weg tegen. Daar was er al de Emu in de Curtin Springs. Grazende koeien langs maar ook op de weg, natuurlijk de grote adelaars die de "dooie" kangaroo's opeten. Een hele horde Galah's (papagaaiensoort) voor op de ruit gehad. Gelukkig geen gewonden. en dan nu ook nog eens kamelen langs de rijbaan. Het moet allemaal niet veel gekker worden. Wel een heel grappig gezicht, maar totaal onverwacht. Het blijft nou eenmaal een "extreem" land...

En zo rijden we die dag weer een kleine 600 kilometer... Maar we zijn er bijna... Alice Springs, het "midden van het land" is in zicht.
Posted by Picasa

zaterdag 3 juli 2010

El fin del mundo

“El fin del mundo”, oftewel het einde van de wereld…!



Al vroeg staan we op om onze tocht te beginnen van Port Augusta richting Coober Pedy.


Een slordige 550 kilometer op de teller. Een lange weg door de woestijn van Het zuiden naar het noorden van Australië. De Stuart Highway heet deze weg. Vanuit Port Augusta naar Alice Springs is deze weg alleen al 1700 kilometers lang en tot aan Darwin telt deze weg ruim 2750 kilometer. Indrukwekkend maar ook erg eenzaam. We rijden kilometers achtereen en komen niets en niemand tegen. Tja dan voel je, je echt alleen op de wereld. Zo nu en dan komt er eens een tegenligger, meestal in de vorm van een Road Train. Een Truck met tot wel drie trailers er achter. Tot een meter of 53,5 lang. Dit zijn pas vrachtwagens. Hebben we in Nederland geen ruimte voor. En zo nu en dan ook nog eens een verdwaalde toerist in een busje of een Australiër met een vette 4 wiel drive met caravan of vouwwagen. Ja, hier in Oz weten ze wel wat offroad wagens zijn. We passeren wat kleine plaatsjes waar een tankstation en een paar huizen staan. Verders niets in zo’n klein gat. De weg gaat verder en in de verte zien we na een zes en een half uur kachelen een auto op een stellage met de naam Coober Pedy erop geschilderd. We zoeken onze camping op en zijn gelukkig op tijd. Na ons gaat het bord op de deur. De powered sites zijn verhuurd. Hebben wij effe mazzel.


We boeken hier voor twee nachten om op ons gemak wat van de omgeving te zien.






Coober Pedy dank zijn naam aan het Aboriginal voor “witte man in het gat”. En de witte man in het gat is natuurlijk de blanke die in de mijn aan het werk is. Want dat is wat deze streek zo bekent maakt. Er zijn in de hele omgeving talloze mijnen die tot op de dag van vandaag geëxploiteerd worden, om te graven naar Opaal stenen. Zeker hier omdat Coober Pedy alleen al voor 85% van de wereldwijde opaalhandel garant staat en ook wel de “Opaal Hoofdstad van de wereld” genoemd wordt.



Zo’n 150 miljoen jaar geleden was deze woestenij nog gewoon een oceaan. Door o.a. klimaat verandering verlaagde de watertafels zich ondergronds waarbij silica-oplossingen naar beneden zakten en zich in holtes, scheuren en spleten nestelde. Nu na miljoenen jaren zijn deze oplossingen “gestold” tot opaal.


Voorheen noemde men deze streek dan ook de “Stuart Range Opal Field, genoemd naar de eerste Europese ontdekker John McDouall Stuart (1858). Sinds 1920 is dit gebied weer vernoemd naar “Kupa pity”, de witte man in het gat.!









In januari 1915 zochten Jim Hutchison en zijn zoon William in dit gebied naar goud. Zonder succes. Na hun kamp verplaatst te hebben ging men op zoek naar drinkwater waar men bij toeval op het opaal stuitte. Het duurde echter niet lang voordat de O’Neill broeders naar dit gebied kwamen die hier bekent staan als de eerste opaal mijn pioniers. Nadat het treinspoor in 1917 tot aan hier was volbracht, kwamen ook de eerste arbeiders en soldaten van de eerste wereld oorlog hier naartoe om te werken in de mijnen. Zo ontstonden ook de eerste ondergrondse woningen, huiskamers uit de rotswanden gehouwen. Water en proviand moesten van ver gehaald worden. Geen makkelijk bestaan. In 1930 tot 1940 was er een bijna complete stop op de mijnbouw naar opaal, maar na de vondst van een hele grote opaal in 1946 kwam er opnieuw een stormloop van gravers naar de mijnen. Met in de jaren 60 een hoogte punt van migranten die hier hun geluk wilde zoeken.



Op dit moment een miljoenen industrie met de Chinezen als grootste afnemer van dit gesteente om het te verwerken in sierraden.


En hier in het stadje zijn negen van de tien winkels ook “juweliers” die opaal stenen, los of in juwelen verwerkt proberen te verkopen.



Wij brengen een bezoekje aan een ondergrondse kerk. De entree is gemaakt van wat rotssteen met een dakje erboven maar als je eenmaal binnen bent ziet het er allemaal veel mooier uit. Dit alles gehouwen uit de rotsen van zandsteen. Prachtig gezicht.






Na een wandeling door het stadje brengen we een bezoek aan “Old timers mine”. Een opaalmijn waar we een toer doorheen doen. We zien opalen die in de rotswand zitten. Ook het “gips”kristal wat zich glazig in de rotswand bevindt. Een heel gangen stelsel met hier en daar poppen die de “oude” manier van mijnbouw weergeven. Grappig om te zien en niet voor te stellen hoe dat er vroeger uitgezien moest hebben. Je moet zeker geen last van claustrofobie hebben. Halverwege de tour laat Dave ons zien hoe je een stuk grove opaal slijpt tot het een gaaf egaal oppervlak heeft waarbij de kleuren het mooist tot zijn recht komen. Allemaal een beetje vergelijkbaar met het slijpen van de “Greenstone” in Nieuw Zeeland.


De tour vervolgt en we zien hier ook een voorbeeld van de ondergrondse huizen. Slaapkamers maar ook woonkamers met keuken en badkamers. En dan te bedenken dat men tot op de dag van vandaag hier in zulke huizen woont. (op de foto’s zie je voorgevels en een klein dak erboven, maar de rest van het huis bevindt zich in de rotsen).


Het voordeel is dat het zowel zomers als s ’winters een aangename en constante temperatuur heeft. Na de binnentour gaan we buiten kijken bij de machines die tot op de dag van vandaag gebruikt worden voor de mijnbouw. Een tunnelgraaf machine. Deze slijpt tunnelgangen en ruimtes in de rotsen. En de puin rommel die daar vanaf komt wordt met hele grote stofzuigers naar het aardoppervlak gezogen. Dat is die foto van die vrachtwagen met de rare trommel achterop. Vroeger moest dit puin allemaal met de hand opgeschept worden. In grote vaten via de gangen naar boven gehaald en afgevoerd. Soms vulde men er oude onbruikbare gangen mee op. En als je dan op opaal stuitte moest dit met de hand worden uitgehakt. Hoe groter het stuk wat je er uithakt, des te kostbaarder het stuk. Nu nog steeds wordt het opaal met de hand uitgehakt om het niet te beschadigen. De machines doen het grove werk en de hand de rest.


Er wordt hier niet dieper dan 30 meter gegraven omdat er op die diepte een ijzerhoudende rotslaag ligt, die niet gemakkelijk te doordringen is. Mocht daar wel opaal onder liggen. Dan is het te kostbaar om daarbij te kunnen komen.






Na onze mijn toer nemen we nog een kijkje bij de buurvrouw. De “Comfort Inn” is een ondergronds hotel. Met meerdere kamers in een “oude” mijn. Een grote lounge ruimte en een restaurant. We nemen er een bakkie en kijken rond in de gangen en kamers van het hotel. Het is hier nu hoogseizoen tot aan september en bijna alle kamers zijn geboekt.



Na het ondergrondse gebeuren rijden we een stukje buiten dit gat. Om een kijkje te nemen bij het “Dingo Fence” Het dingo hek is 5320 kilometer lang en is er geplaatst tussen 1880 en 1885. Vanaf Jimbour on the Darling Downs (in de buurt van Dalby in Queensland) naar de Eyre Peninsula (op de Great Australiën Bight in de buurt van Streaky Bay). Het hek was er eerst geplaatst om de konijnen tegen te houden (het vroegere Rabbit Proof Fence), maar zonder succes. In 1914 was het gemoderniseerd om de Dingo’s en wilde honden weg te houden bij de schapenhouderijen in zuid Queensland en de “fertile” boerderijen in Zuid Australië.


Op zichzelf is het maar “gewoon” een hek, maar het heeft toch wel een hele grote historische waarde. Wie de film “The rabbit proof fence” gezien heeft weet er alles van.



We slaan het rode stof van onze kleren en gaan terug naar de camping. De laatste twee dagen voelen als een waas. Eigenlijk zo voorbij en niet wetende wat we eigenlijk gedaan en gezien hebben. Je voelt je erg eenzaam, alleen en in een niemandsland. Het is niet voor te stellen dat er hier mensen wonen en het ook nog leuk vinden om hier te zijn… Wij hebben het in ieder geval met eigen ogen mogen aanschouwen en mogen ruiken en proeven. Maar ik ben blij als we weer in de auto zitten en verder rijden….Waar naartoe……Allemaal woestijn.. Is er nog wel leven hier ???